In augustus kunnen (en moeten) we vanggewassen zaaien, met als doel het voorkomen van een fenomeen dat bodemmoeheid heet. Het is het beste om de zogenaamde fytosanitaire planten. Dankzij hun wortelafscheiding verbeteren ze de toestand van het bodemmilieu gunstig.Ze beïnvloeden de ontwikkeling van het biologische bodemleven, wat op zijn beurt de oorzaak van plantenziekten en plagen vermindert.
Mosterdzaad, en vooral de nematodendodende variëteiten (bijv. 'Metex' of 'Bardena'), veranderen de seksuele samenstelling van de populatie nematoden - plantenplagen, waardoor hun aantal wordt beperkt. Alfalfa, rogge en de vergeten, helaas, esparceta werken op een vergelijkbare manier.
Onderschat door hobbyisten en tuinders, is haver een zeer gewaardeerde fytosanitaire plant.Breekt de zogenaamde de kiembaan van ziekteverwekkers en beperkt dankzij de brede bladeren de groei van onkruid. Het kweken van fytosanitaire planten heeft een positief effect op de bodemvruchtbaarheid. De normen voor het zaaien van fytosanitaire planten in tussengewassen zijn: rogge (18 g zaden / m²), haver (15-20 g zaden / m²), lupines (20 g zaden / m²), wikke (15-20 g zaden / m²) , witte klaver (1-3 g zaden / m²), paardenboon (15-20 g zaden / m²) en mosterd (2-3 g zaden / m²).
Fytosanitaire planten kunnen in mengsels gekweekt worden, wat hun effect nog versterkt, bv. haver met seradella (3:1 verhouding) of rogge en klaver (4:1 verhouding).In bodems die symptomen van vermoeidheid vertonen of op plaatsen die lange tijd niet zijn bebouwd (bijv. verlaten percelen, verwaarloosde tuinen), moeten fytosanitaire planten een of twee jaar worden gekweekt voordat de geplande plant wordt gekweekt.
Denk er bij het kiezen van fytosanitaire planten aan om geen soorten te introduceren die gerelateerd zijn aan de planten die gepland zijn voor de teelt, omdat dit zal leiden tot bodemmoeheid. Fytosanitaire planten kunnen ofwel in de herfst worden gegraven of tot de lente in de bedden worden bewaard.